zaterdag 27 september 2008

Neolithische revolutie en de Industriële revolutie

Door Iza Ham


De Neolitische Revolutie en de  Industriële revolutie lijken twee hele verschillende revoluties. Ze hebben weliswaar ook niets met elkaar te maken, maar in de veranderingen zitten wel een paar overeenkomsten. Iets wat zo lang geleden gebeurt is en iets wat een paar honderdjaar geleden gebeurt is zo verschillend, maar toch ook gelijk.


De Neolitische Revolutie;

Een ander woord voor de Neolithische Revolutie is de landbouw revolutie. Het is de revolutie waarbij de mensen overgaan van een jager-verzamelaars naar een landbouwsamenleving. Voor de landbouw revolutie waren er alleen jager-verzaamelaars. De jager-verzaamelaars trokken rond over de hele wereld. Ze liepen naar een plek met veel wild, sloegen een kamp op en bleven er totdat ze alle dieren daar al gejaagd hadden. Dan pakte ze de spullen en trokken naar een nieuwe plek. Ze waren ongeveer met 25 personen. Alle informatie die ze wisten, over het vangen van dieren en welke planten wel te eten waren en welke niet, was doorgegeven van generatie op generatie. Zo wisten ze ook op welke plek er meestal veel wild kwam en in welke seizoenen het meeste voedel te vinden was.


De boeren gingen in permanente nederzettingen leven en trokken niet meer van locatie naar locatie. Als ze gingen oogsten plantte ze de zaden van de grootste, mooiste en lekkerste planten opnieuw. Zo kwam er al een vorm van gewassenverdeling. De zelfgeteelde granen werd de belangrijkste voedselbron. Verder gingen de landbouwers ook wilde geiten en schapen temmen. Ze hielden ze op of bij het land, en zo ontstond er ook veeteeld. Brood en melk kwamen nu op het menu, en de boeren waren niet meer afhankelijk van wat ze vonden die dag. Ze brachten Cultuur in de natuurlijke omgeving en kregen er zo meer grip op. 


Wat er verder ook veranderde voor de ex jager-verzamelaars was de dagindeling. Het werd nu bepaald door het werk op het land en de verzorging van het vee. De landbouw zorgde er ook voor dat er nieuwe dingen werden uitgevonden, zoals het wiel in het Midden-Oosten. En ook lieten de boeren hun ploeg voorttrekken door de ossen. Hierdoor gingen mensen voor het eerst gebruik maken van een andere energiebron dan zijn eigen spierkracht. De os was de eerste stap naar de stoommachine en de benzine moter schreef een historicus over deze uitvinding. 


De boeren konden met os en ploeg veel grotere stukken land bewerken en meer mensen van voedsel voorzien. Ze kwamen er ook achter dat je klei kon bakken. Nu konden ze ook potten van aardewerk maken. Hierin konden ze dan ook weer grote hoeveelheden bewaren. Ook gingen ze de beweging van de zon en de maan bestuderen, en maakten op basis van die waarnemingen een kalender met dagen van 24 uur en weken van 7 dagen, hierdoor wisten de boeren wanneer ze moesten zaaien en oogsten. Verder was de uitvinding van Brons zeer belangrijk. Natuurlijk had dit lang de tijd nodig, want ze moesten verschillende dingen weten, hoe ze tin moesten winnen uit stenen waarin het metaal zat, dat metaal op een hoge temperatuur smelt en natuurlijk hoe brons word gemaakt. Toen ze al deze hindernissen hadden overwonnen was het eindelijk zover dat ze metaal in elk gewenste vorm konden gieten. Het schrift is ook  ontstaan in de tijd van de landbouw. Op keitabletten werden namelijk alle graanvooraden bij gehouden door middel van simpele tekeningetjes.


De landbouw kon zich makkelijk vanuit de vruchtbare halve maan naar India, Europa en Noord-Afrika versrpreiden omdat er tussen deze gebieden en de Vruchtbare Halvemaan geen barriéres liggen, zoals woestijnen of oceanen. Maar alsnog stapte de jager-verzamelaars niet zo snel over tot de landbouwers. Zolang er nog genoeg wild was hadden ze er namelijk geen reden toe. Ook waren ze er wantrouwig voor. De oogst mislukte nog wel eens namelijk. Als er wateroverlast was, droogte of plantenziektes. Maar het zorgde er wel voor dat mensen voor langere tijd voedsel hadden als alles goed ging, en dat was toch duidelijk een voordeel. De mensen gingen bij elkaar woonen op plekken waar de grond vruchtbaar was. Zo kregen ze een landbouwsamenleving, ze trokken niet meer van plek naar plek maar hadden een vaste nederzitting.


De boeren haalden steeds grotere oogsten binnen en gingen meer produceren dan ze eigenlijk nodig hadden. De gevolgen hiervan waren dat een deel van het dorp waar ze in woonde iets anders kon gaan doen dan in de landbouw werken. Sommige mensen specialiseerde zich in het maken van gereedschap, kleding of aardewerk. Andere gingen handel drijven, ze ruilden bijvoorbeeld landbouwoverschot met mensen in andere dorpen. Zo ontstonden er voor het eerst sociale verschillen, maar ook steden want er konden steeds meer mensen in een betrekkelijk klein gebied wonen. 


Industriële revolutie: 

Net als de neolithische revolutie was de industriele revolutie ook een grootte impact op het dagelijks leven van de gemiddelde mens. Eeuwenlang had de mensheid gewerkt met de hand, de energie kwam voornamelijk uit spierkracht. Handwerktuigen en trekdieren waren daarom ook een groot hulpmiddel. Ergens in de tweede helft van de 18e eeuw kwam de revolutie op gang, wanneer precies valt niet te zeggen. 


Het begon allemaal met een uitvinding in de textielnijverheid en de mijnbouw. De textielindustrie ontwikkelde zich vooral in Lancashire. De eerste machines waren houten apparaten, die het eeuwenoude spinnewiel vervingen. Rond 1800 kwamen er sterkere door stroom aangedreven ijzeren spinnewielen.


De stoommachine was afkomstig uit de mijnbouw. Ze waren al gewend om houtskool te gebruiken om ijzererts ze smelten en zo ijzer te winnen. Maar ontbossing maakte houtskool schaars in Groot- Brittannië. In de 18e eeuw gingen ze dan ook steeds meer steenkool gebruiken. Het land had daar namelijk meer dan genoeg van. Het was fijn dat ze begin van de eeuw een op steenkool werkende stoompomp hadden uitgevonden, anders was het een onmogelijke taak goed bij de steenkool te komen. Bij het winnen van steenkool was namelijk het grondwater een probleem. Na 1780 kwam er ook  een stoompomp die buiten de mijn gebruikt kon worden. Het bracht de machine-industie tot bloei en doordat stoommachines van ijzer waren en werkten op steenkool, stimuleerde het ook de ijzerindustrie en steenkoolwinning. 


Dankzij de stoommachines, konden de fabrieken veel meer gaan produceren, ze brachten een massaproductie op gang. Met de stoommachines kon sneller, beter en grootschaliger worden geproduceerd. De draad was sterker en de prijzen werden steeds goedkoper. De thuisweefers, weefde nog lang thuis door maar in 1820 verloren ze de concurrentieslag met het stoomweefgetouw. Het weefde sneller en leverde betere stoffen af. Het gevolg was dat katoenen kleding in 1850 twintig keer zo goedkoop was als in 1780. 


De industrieele revolutie maakte deel uit van een groot aantal veranderingen. Zo ook de agrarische revolutie. Vanaf de 18e eeyw werden de landbouwmethodes veel beter. Doordat de agarische productie steeg, konden meer mensen worden gevoed. Daardoor kwam er een bevolkingsgroei. Door die bevolkingsgroei werd de vraag naar kleding en voedsel groter. Het ging steeds en steeds  beter met de economie. De transportrevolutie was een andere verandering. Tot ver in de 18e eeuw was het bijna onmogelijk om veel producten over het land te vervoeren, tot dat een mijneigenaar een kanaal liet graven tussen de mijn en Manchester. Die hij vervolgens liet doortrekken naar de haven van Liverpool. Zijn transport kosten daalden hierdoor, waardoor zijn kolenmijn opbloeide. Hij verdiende hier veel geld aan, waardoor andere ook kanalen lieten aanleggen. Zo ontstond er een heel net van allerlei waterwegen. Behalve transportie op het water, kwam het ook op het land. Dankzij de stoommachine werd de stoomlocomotief uitgevonden. De spoorwegen groeide uit tot een heel net dat langs alle belangrijke plaatsen kwam. Dit kwam allemaal ten goede voor de economie.Groot Brittannië werd het middelpunt van de wereldeconomie. Het land ging ook de buitenwereld voorzien van voedsel en grondstoffen. De landbouwstedelijke samenleving maakte plaats voor een industriële samenleving.


De gevolgen van de industriële revolutie zijn de sterke groei van de burgerij en de arbeidsklasse. Er onstonden drie politiekmaatschappelijke stromingen. Het liberalisme, het nationalisme en het socialsime. 


Overeenkomsten en verschillen. 

Deze twee revoluties lijken niets met elkaar te maken te hebben, dat doen ze ook niet. Wat wel zo is, is dat ze op elkaar lijken op sommige vlakk en en met elkaar verschillen op sommige vlakken. Zie hieronder: 


Overeenkomst: Iets nieuws werd al heel belangrijk. Zo was dat in de landbouwrevolutie de zelfgeteelde granen, het werd de belangijkste voedselbron. In de industriële revolutie was dat de stoommachine. Overal was er vraag naar.

Overeenkomst: Door nieuwe uitvingen werden de uitvinders gestimmuleerd andere dingen uit te vinden. In de landbouwrevolutie was het bijvoorbeeld zo dat ze de door die landbouw de kalender hebben uitgevonden. Zo konden ze zien wanneer ze moesten oogsten bijvoorbeeld. In de industriële revolutie werd de stoomlocomotief uitgevonden, omdat ze de stoommachine hadden en het met transport makkelijker wilde maken. 

Overeenkomst: In allebei de tijden zijn er uitvindingen gedaan waar we nu nog steeds baat bij hebben. In de landbouwrevolutie hebben ze zo ontdekt dat je niet alles met spierkracht hoeft te doen, dat je ook hulpmiddelen kunt maken om het gemakkelijker te maken. In de industriële revolutie was de stoomachine de eerste stap naar de motor zoals we die nu kennen. 

Overeenkomst: Allebei de revoluties hadden een gevolg wat te maken had met sociale verschillen. 


Verschil: Bij de landbouwrevolutie kwamen er meer beroepen vrij, omdat de landbouw genoeg voedsel had voor iedereen. Mensen konden aan andere dingen hun tijd gaan besteden. Bij de industriële revolutie verloren meer mensen hun baan, omdat de machines zoveel en zo goedkoop de producten produceerde dat de thuisweefers bijvoorbeeld er niet meer tegenop konden. 

Verschil: In de landbouwrevolutie was de economie een stuk minder belangrijk. Mensen maakte zich er minder zorgen over hoe “rijk” het land nou was. In de Industriële revolutie was dit een stuk belangrijker, iedereen was erop uit om geld te verdienen. In de landbouwrevolutie was iedereen erop uit om te blijven leven.

Geen opmerkingen: